Мы используем файлы cookie.
Продолжая использовать сайт, вы даете свое согласие на работу с этими файлами.

Emil Kraepelin

Подписчиков: 0, рейтинг: 0
Emil Kraepelin

Emil Wilhelm Magnus Georg Kraepelin (Neustrelitz, 15 februari 1856München, 7 oktober 1926) was een Duitse psychiater.

Systematiek van psychiatrische ziekten

Kraepelin was een van de eerste psychiaters die zich serieus met de systematiek van psychiatrische ziekten bezighield. In zijn werk probeerde hij een synthese te formuleren van de honderden psychische aandoeningen die in de 19e eeuw waren gedefinieerd. Hij groepeerde de ziektebeelden op basis van gemeenschappelijke patronen van symptomen in plaats van op afzonderlijke symptomen, zoals zijn voorgangers hadden gedaan. Hieruit wist Kraepelin een succesvol nieuw systeem van psychiatrische diagnostiek te creëren. Een van zijn uitgangspunten was dat psychische aandoeningen ontstaan door biologische en genetische factoren. Kraepelin was een collega van Alois Alzheimer en in zijn (Kraepelins) laboratorium werd de pathologische basis ontdekt van wat nu de ziekte van Alzheimer wordt genoemd.

Kraepelin studeerde medicijnen in Würzburg en Leipzig, waar hij Wilhelm Wundt leerde kennen. Hij werd in München assistent van professor Bernhard von Gudden (als opvolger van Auguste Forel) en paste in deze vierjarige periode veel van Wundts onderzoekstechnieken toe (bijvoorbeeld associatietesten). Lange tijd overwoog hij zich op de psychologie toe te leggen, maar op advies van Wundt keerde hij, na enige andere posities bekleed te hebben, terug naar Von Gudden om zich geheel aan de psychiatrie te wijden. Maar zijn hart bleef bij de psychologie, getuige het tijdschrift Psychologische Arbeiten. Hierin verschenen voornamelijk experimenteel psychologische artikelen, maar ook een enkele keer een afwijkend artikel: o.a publiceerde Kraepelin in 1906 Über Sprachstörungen im Träume. Dit artikel was een verslag van Kraepelins 20-jarige onderzoek naar de taalstoornissen in de droom als analogon van de schizofrene taalstoornis (zie verder).

Na deze periode werd Kraepelin in 1886 benoemd tot professor aan de universiteit van Tartu in het huidige Estland. Later was hij ook professor in Heidelberg en München. In Tartu kreeg hij de leiding over de universiteitskliniek, waar hij de gelegenheid had zich aan zijn studie te wijden en veel gedetailleerde patiëntenhistories op te stellen. In de classificatie van psychische aandoeningen begon hij het belang te overwegen van het verloop van een ziekte. Tien jaar later maakte hij bekend dat hij een nieuwe manier had ontwikkeld voor het indelen van psychische ziektebeelden. Hij noemde de traditionele manier symptomatisch en zijn eigen methode klinisch.

Op basis van zijn langdurig onderzoek en met gebruik van zijn criteria voor verloop, afloop en prognose ontwikkelde hij het concept van de dementia praecox, de eerste aanzet tot de beschrijving van schizofrenie.

Kraepelin postuleerde dat aan iedere grote psychische aandoening een hersenziekte of andere biologische ziektebeelden ten grondslag liggen. Hij was ervan overtuigd dat na verloop van tijd de pathologische oorzaak van alle grote psychische aandoeningen ontdekt zou worden. Een van de kardinale principes van de methode is dat ieder willekeurig symptoom in vrijwel alle aandoeningen kan voorkomen: bijna alle symptomen van de bipolaire stoornis komen bijvoorbeeld ook wel bij schizofrenie voor. Het symptomatische onderscheid in ziektebeelden (in contrast met de onderliggende pathologie) betreft dus niet een bepaald symptoom, maar een specifiek patroon van symptomen. Doordat er geen fysiologische of genetische test is, is het alleen mogelijk ze te onderscheiden aan de hand van deze specifieke symptomenpatronen.

Kraepelin toonde ook specifieke patronen aan in de genetica van patiënten en specifieke en karakteristieke patronen in het verloop en de afloop van de ziekte. Over het algemeen heeft een schizofrene patiënt meer schizofrenen in de familie dan gemiddeld en komen manie en depressie vaker voor bij familieleden van bipolaire patiënten.

Ook rapporteerde Kraepelin een patroon voor het verloop en de afloop van deze condities. Hij geloofde dat dementia praecox een doorlopend verval van de geestelijke functies kende (wellicht onjuist), terwijl de bipolaire stoornis zich uitte in episoden, waartussen de patiënten relatief weinig symptomen vertoonden. Daarom gaf hij de naam dementia praecox aan wat we nu schizofrenie noemen (dementia verwijst naar het onomkeerbare geestelijke verval). Later werd duidelijk dat dementia praecox niet noodzakelijk tot geestelijk verval leidt en Eugen Bleuler gaf in 1908 de ziekte de nieuwe naam schizofrenie. De nieuwe naam was in feite een variant van de ziektenaam hebefrenie, letterlijk Jugendirresein. Op het fundament van de hebefrenie was in 1893 de eerste versie van Kraepelins dementia praecox ontstaan.

Wat voor zijn tijd als psychose werd aangeduid, werd door Kraepelin in twee onderscheiden groepen ingedeeld:

Ook gebruikte Kraepelin als eerste de term paranoia.

Het heeft tot halverwege de twintigste eeuw geduurd voor het werk van Kraepelin evenveel aandacht kreeg als de freudiaanse theorieën, maar zijn benadering speelt tegenwoordig een zeer grote rol in de psychiatrie, die steeds 'biologischer' en 'genetischer' van aard is geworden. Ook in de gebruikte indelingen in het DSM-IV en het ICD-systeem van de Wereldgezondheidsorganisatie is de hand van Kraepelin nog duidelijk te herkennen, hoewel de exacte categorieën die tegenwoordig worden gebruikt ten dele wel sterk verschillen van de oorspronkelijke van Kraepelin.

Kritiek op de term 'schizofrenie'

In april 1908 introduceerde Bleuler het woord 'schizofrenie'. Edward Shorter schrijft in Een geschiedenis van de psychiatrie: "De term schizofrenie is waarschijnlijk nogal een ongelukkige geweest. ... Bij schizofrenie wordt niets gespleten. De ziekte wordt gekenmerkt door waanvoorstellingen, hallucinaties en verward denken." In 2009 heeft Jim van Os voorgesteld de schizo-labels af te schaffen. In Japan spreekt men sinds 2002 van een integration-disorder om de term 'schizofrenie' te vermijden.

De eerste die met kritiek op de nieuwe naam kwam was Kraepelin. In een droom van mei 1908 verzon hij, spottend, de naam Blirr-Blerr voor psychische Krankheiten, die plötzlich (blitzschnell) hereinbrechen. Die psychische ziekten zijn de schizofrenien.

Spalte 1 Spalte 2
Schizop hrenien
Schlitz,  ?? herein, Hernie
plötzlich (blitzschnell) hereinbrechen

Eenvoudig is in te zien, hoe Kraepelin de Schizophrenien exact, maar merkwaardig, in twee neologismen van gelijke lengte splitst (Schizophrenie= Spaltungsirresein) en het tweede hrenien via twee vormen herein en Hernie (=breuk) met hereinbrechen verbindt. Des te interessanter is hoe hij het eerste neologisme schizop met plötzlich (blitzschnell) verbindt en uiteindelijk tot het in twee delen gesplitste Blirr-Blerr komt. Duidelijk is dat Schlitz (een synoniem van Spalte) een tussenterm is tussen schizo (=ich spalte) en Blitz. Maar er ontbreekt nog wat: het verband tussen de woorden plötzlich en schnell enerzijds en de letter p anderzijds is nog duister. Een cryptoanalyse is vereist om de ontbrekende associatie(s) van Kraepelin te reconstrueren. Over het neologisme Blirr-Blerr geeft Kraepelin zelf slechts een cryptische indicatie .

Ook 5 jaar later is Kraepelin in de achtste editie van zijn leerboek psychiatrie uiterst gereserveerd over de term 'schizofrenie': voorlopig wil hij zelf liever nog blijven spreken van Dementia praecox. Daarnaast introduceert hij echter ook in 1913 het woord 'schizofasie' als substituut voor Sprachverwirrtheit.

Droomtaal

Kraepelins interesse in de schizofrenie blijkt ook uit een bijzondere publicatie uit 1906. In 1906 publiceerde hij een monografie met de titel Über Sprachstörungen im Traume (over gestoorde taaluitingen in de droom). Daarin deed hij verslag van meer dan 20 jaar onderzoek naar gestoorde taalproductie in dromen. Met dit onderzoek van de droomtaal, die Traumsprache, hoopte hij meer te weten te komen van de schizofrene wartaal, die veel lastiger te bestuderen is maar die als twee druppels water lijkt op de droomtaal.

Volgens Kraepelin kunnen we de schizofrene wartaal moeilijk bestuderen omdat we niet weten wat de zieke bedoelde te zeggen. De dromer heeft een gestoorde taaluiting en kan bij het wakker worden zich herinneren wat hij bedoelde. De studie van de relatie tussen bedoelde en gestoorde taaluiting wordt dan dus mogelijk. Het resultaat van de studie van de associaties van geïntendeerde en gestoorde taaluiting was tweeledig: een indeling en de constatering van basale stoornissen

Kraepelin deelde de gestoorde taaluitingen in drie groepen in:

  1. woordvindingsstoornissen: veelvuldig worden dan neologismen geproduceerd.
  2. stoornissen in de uitdrukking van gedachten: er is sprake van een paralogie, een danebenreden, er vinden verschuivingen of ontsporingen plaats; er is sprake van een agrammatisme of van telegramstijl.
  3. denkstoornissen (een geheel andere gedachte treedt in de plaats).

De 286 voorbeelden van droomtaal (meestal eigen voorbeelden) werden door Kraepelin tot op zekere hoogte geanalyseerd, maar ver kwam hij daarbij niet. Hij beperkte zich tot het laten zien van enkele associatiemechanismen in de droomtoestand. Veelvuldig ontdekte hij klankassociaties.

Kraepelin concludeerde dat twee basale stoornissen de gestoorde taalproductie in dromen verklaren:

  1. Een tijdelijk verminderd functioneren van het Wernicke-gebied. Daardoor is de productie van zinloze taaluitingen mogelijk: er vindt geen terugkoppeling en correctie plaats.
  2. Een verminderd functioneren van de frontale hersengebieden, waar het abstracte denken gelokaliseerd is. In plaats daarvan komen de zogenaamde Individualvorstellungen, de eigennamen in de ruimste zin, meer aan bod dan de Allgemeinvorstellungen , waartoe o.a. de soortnamen horen.

Kraepelin vergeleek de droomtaal met verschillende vormen van gestoorde taaluitingen (bij alcoholici, bij kinderen, bij verminderde concentratie). Maar zijn hoofdconclusie, die hij in 1920 formuleerde, luidde:

"Das die Traumsprache [...] in allen Einzelheiten der schizophrenen Sprachverwirrtheit entspricht." [Dat de droomtaal in elk detail [...] overeenkomt met de schizofrene taalverwarring.]

Een voorbeeld

Auguste Forel, een Zwitserse psychiater

Na 1906 continueerde Kraepelin zijn onderzoek naar de droomtaal. Postuum zijn 391 nieuwe voorbeelden van droomtaal uit de periode 1908-1926 gepubliceerd . In een droom van juli 1919 gebruikt Kraepelin het woord Dampjes voor Raucher (rokers) en zegt erbij dat het Nederlands is. Kraepelin beheerste het Nederlands passief. Het neologisme is eenvoudig te begrijpen met een verwijzing naar 'dampen.' Kraepelin was niet-roker en geheelonthouder.

Dit laatste verklaart waarom Dampjes optreedt in de merkwaardige zin: Frielig wurde von den Dampjes nicht wiedergewaehlt (Frielig werd door de Dampjes niet herkozen). De naam Frielig klinkt Nederlands, maar het woord Frielig is Zwitserduits voor het Duitse Fruehling (lente). Met Frielig wordt de Zwitserse psychiater Auguste Forel bedoeld, collega van Kraepelin en van 1906 tot 1919 voorzitter van de internationale geheelonthoudersbeweging en dus in het jaar van de droom niet herkozen. De transformatie van de Nederlands klinkende naam Forel in Frielig is via de tussenstap Flora, godin van de lente, tot stand gekomen. De gestoorde taaluiting in de droom gaat over roken in plaats van geheelonthouding: een voorbeeld van een denkstoornis in de droom. Kraepelin vermeldt nog dat Dampjes een spitsnaam is voor de Volksmassen. Dit verband is lastiger in te zien en vereist een reconstructie van de associatieketen tussen Dampjes en massa's.

Het woord Spitzname (spitsnaam) in de droom verwijst naar Kraepelin zelf. Spitz betekent ook kleiner Rausch (roesje) en Rausch luidt in het Grieks κραιπάλη (kraipalè) . Kleiner kan als suffix lein worden toegevoegd aan kraipalè. Zo ontstaat kraipalè-lein als spitsnaam voor Kraepelin, de geheelonthouder.

Sinds 1895 was Kraepelin geheelonthouder en was daarvoor bekend in heel Duitsland. Hij heeft veel publicaties op zijn naam staan over de effecten van alcoholmisbruik op het psychisch functioneren (zie ook Kraepelin, 1983).

Een nieuwe methode

Kraepelin heeft geen methodeparagraaf opgenomen in zijn monografie. Om zijn droomtaal precies te analyseren is een nieuwe methode ontwikkeld, die reconstructie van associatieve processen mogelijk maakt. Daarbij is van drie criteria uitgegaan:

  • context (in Kraepelin's andere droomtaalvoorbeelden, in zijn autobiografie, in zijn brieven).
  • precisie (alleen perfect sluitende associaties worden toegelaten; als de context geen uitsluitsel geeft, wordt met lijsten b.v. van synoniemen gewerkt, denk aan Wiktionary).
  • korte keten (een zo kort mogelijke keten wordt nagestreefd).

Deze methode heeft het mogelijk gemaakt de zogenaamde Kraepelin-code te vonden en deze methode is vervolgens toegepast op een eendere casus (taalproductie in de hypnotische toestand) en op casussen van gestoorde taal in de psychose.

Relevantie voor de psychiatrie

Kraepelin's stellige uitspraak uit 1920 garandeert in het algemeen toepasbaarheid van de droomtaaltheorie in de klinische- en forensische psychiatrie. Voor die toepassing is de nieuwe methode nodig: men zoekt naar correspondenties en reconstrueert zo mogelijk associatieve processen.

Elyn Saks

Dat een methode nodig is blijkt uit de ervaringen van de Amerikaanse Elyn Saks. In haar boek beschrijft ze haar psychoses, meestal gepaard gaande met taal- en denkstoornissen. In Oxford is ze in analyse gegaan bij een Kleiniaanse therapeute. In een sessie vertelt ze een droom, waarin ze uit foetussen golfballen maakte. De analytica interpreteert dat Saks babies wil doden en er een spel van maakt. Ze negeert de schizofasie van Saks en ziet niet dat hier sprake is van droomtaal en dat ze het associatieve proces dat 'foetus' en 'golfbal' verbindt moet reconstrueren. De psychoanalyse eindigt met een zeer pijnlijke scheiding van de analytica. Nadat Saks uit Oxford in de Verenigde Staten terugkeert, volgt vrijwel direct een psychiatrische opname.

In een overigens zeer lovende recensie stelt Anna Swartz: My worst criticism of this book is that it suffers from repetitiousness, given the unending cycle of success followed by predictable decompensation that characterizes her life. It's not necessarily that I would want to know less information, but the dialogue rendition of "disorganized thoughts" soon grew tired.

Wanneer Saks tijdens een sessie met een psychoanalyticus/ psychiater in de Verenigede Staten verwarde taal uit, vraagt deze haar om zelf uit te leggen wat ze daarmee bedoelt. De patiënte wordt aan haar lot overgelaten en krijgt zodoende geen grip op haar taal- en denkstoornissen, die zich keer op keer voordoen, waarna steeds weer een nieuw antipsychoticum wordt voorgesteld, uiteindelijk clozapine.

Zebrasedijk

Een Nederlandse patiënt gebruikte een neologisme tijdens het vertellen van een ervaring uit de kindertijd. De vorm van dit woord zebrasedijk kon precies worden vastgesteld omdat alle gesprekken met de patiënt op de band werden opgenomen. Zebrasedijk bleek uit 'zebrapad' en Ooijsedijk te zijn samengesteld. Door de verbindende keten tussen deze twee woorden te reconstrueren, werd duidelijk dat deze verwees naar een zeer ernstige traumatische ervaring uit de kindertijd.

Meer over de droomtaal

Literatuur

  • Engels, HJM (1995). Gestoorde taal in de dromen van Emil Kraepelin: de relevantie van een cryptoanalyse voor het onderzoek naar taalstoornissen bij schizofrenie. Tijdschrift voor Psychiatrie. Boeken 2, p.1-9.
  • Engels, Huub (2009). Emil Kraepelins Traumsprache: erklären und verstehen. In Dietrich von Engelhardt und Horst-Jürgen Gerigk (ed.): Karl Jaspers im Schnittpunkt von Zeitgeschichte, Psychopathologie, Literatur und Film. p.331-43. ISBN 978-3-86809-018-5 Heidelberg: Mattes Verlag.
  • Engels, Huub (2006). Emil Kraepelins Traumsprache 1908-1926.
  • Heynick, F. (1993): Language and its disturbances in dreams: the pioneering work of Freud and Kraepelin revisited. New York: Wiley. Kraepelins monografie is in dit boek in het Engels vertaald.
  • Kraepelin , E. (1906) Über Sprachstörungen im Traume. Leipzig: Engelmann.
  • Kraepelin, E. (1920). Die Erscheinungsformen des Irreseins.
  • Kraepelin, E. (1983). Lebenserinnerungen. Berlin: Springer.
  • Saks, E. (2007). De geschiedenis van mijn gekte. Leven met schizofrenie.(oorspronkelijke titel: The Center Cannot Hold). Amsterdam: Sijthoff.

Externe links


Новое сообщение