Продолжая использовать сайт, вы даете свое согласие на работу с этими файлами.
Bijnier
Bijnier | ||||
---|---|---|---|---|
Glandula suprarenalis | ||||
Bijnier is nummer 1
| ||||
Gegevens | ||||
Systeem | Endocrien systeem | |||
Naslagwerken | ||||
Gray's Anatomy | 277,1278 | |||
MeSH | A06.407.071 | |||
Dorlands/Elsevier | g_06/12392729 | |||
TA | A11.5.00.001 | |||
|
De bijnieren,glandulae adrenales, glandulae suprarenales of adrenes zijn kleine organen van zoogdieren (ook de mens), vogels, reptielen en amfibieën, en liggen als kapjes op de nieren, ervan gescheiden door vetweefsel. De bijnieren bestaan uit twee gedeelten die zowel anatomisch als fysiologisch te onderscheiden zijn:
- buitenste gedeelte: bijnierschors of cortex glandulae suprarenalis; bevat drie lagen
- binnenste gedeelte: bijniermerg of medulla glandulae suprarenalis: bestaat uit zenuwweefsel
Beide lagen hebben verschillende functies, hieronder besproken.
Bijnierschors
- De buitenste laag (zona glomerulosa) produceert mineralocorticoïden die invloed hebben op de mineraalhuishouding. De mineralocorticoïden bestaan voor 95% uit aldosteron; aldosteron reguleert op indirecte wijze de bloeddruk door de nieren aan te zetten tot het vasthouden van water door middel van de balans tussen natrium en kalium.
- De middelste laag (zona fasciculata) produceert de glucocorticoïden die invloed hebben op de glucosehuishouding. Glucocorticoïden bestaan voor 95% uit cortisol; cortisol bevordert o.a. de gluconeogenese.
- De binnenste laag (zona reticularis) produceert zowel androgenen (mannelijke geslachtshormonen) als oestrogenen (vrouwelijke geslachtshormonen), maar de productie van deze hormonen valt in het niet bij die van de gonaden, en heeft dus maar weinig invloed op het tot uiting komen van primaire en secundaire geslachtskenmerken.
Bijniermerg
Het bijniermerg bevindt zich in het midden van de bijnier, onder de zona reticularis. Het bijniermerg staat in voor de productie van de catecholamines, zoals: adrenaline, noradrenaline en dopamine. Het wordt alleen geïnnerveerd door het (ortho)sympathische deel van het autonome zenuwstelsel, niet door het parasympathische deel.
Aandoeningen
Een voorbeeld van een aandoening van het bijniermerg is een feochromocytoom.
De volgende aandoeningen zijn het gevolg van een niet (goed) functionerende bijnierschors:
- Uitval van de bijnierschors waardoor deze onvoldoende corticosteroïden aanmaakt; dit leidt tot de ziekte van Addison. Dit kan het gevolg zijn van een auto-immuunreactie tegen de bijnierschors (ziekte van Addison ofwel primaire bijnierschorsinsufficiëntie, BI) of problemen met de aansturing vanuit de hypofyse (secundaire BI). Ook kan langdurig gebruik van corticosteroïden (zoals inhalatiecorticoïden) leiden tot een verstoorde werking van de hypothalamus-hypofyse-bijnieras waardoor de werking van de bijnier is verstoord (tertiaire BI).
- Overmatige productie van cortisol, wat leidt tot syndroom van Cushing. Dit kan zowel het gevolg zijn van een adenoom op de hypofyse (Ziekte van Cushing) als in de bijnierschors (Syndroom van Cushing).
- Overmatige productie van aldosteron, wat leidt tot primair hyperaldosteronisme (PHA). Dit kan onder andere het gevolg zijn van een - meestal eenzijdig - adenoom (syndroom van Conn is de naam voor deze specifieke vorm van PHA) of - meestal tweezijdige - bijnierhyperplasie.
- Overmatige productie van androgenen, wat leidt tot adrenogenitaal syndroom.
In uitzonderingsgevallen kan men besluiten om de bijnieren te verwijderen, waarna de hormoonproductie gesubstitueerd moet worden. Men wordt dan behandeld als Addison-patiënt. In het geval van eenzijdige bijnierverwijdering neemt de overgebleven bijnier de functies over.
In Nederland is de Bijniervereniging NVACP de patiëntenorganisatie voor bijnieraandoeningen.
Literatuurverwijzingen
alvleesklier · baarmoeder · bijnieren · bijschildklier · darmen · eierstokken · galblaas · hart · hersenen · huid · hypofyse · longen · lever · maag · milt · nier · prostaatklier · schildklier · teelballen · twaalfvingerige darm · urineblaas · wormvormig aanhangsel · zwezerik
Principe: | antigeen · cytokine · cytotoxine · epitoop · factor I · HLA · lymfeklier · Peyerse plaat |
Celtypen: | B-cel · B-geheugencel · T-cel · T-geheugencel · T-remmercel · T-helpercel · cytotoxische T-cel · fagocyt · macrofaag · NK-cel · basofiele granulocyt · neutrofiele granulocyt · eosinofiele granulocyt · dendritische cel · mestcel |
Aangeboren: | complementsysteem · toll-like receptor |
Humorale afweer: | antilichaam / antistof (IgG · IgA · IgM · IgD · IgE) · class switching |
Technieken: | ELISA · immunofenotypering · immunofixatie · immuunhistochemie · vaccinatie |