Продолжая использовать сайт, вы даете свое согласие на работу с этими файлами.
Homologie (morfologie)
Homologie is een overeenkomstige bouw op een overeenkomstige plaats in een organisme en in samenhang met overeenkomstige organen, die voortkomt uit een vergelijkbare ontogenie (ontwikkeling). Het begrip werd geïntroduceerd door Richard Owen.
Door structuren morfologisch-anatomisch te vergelijken wordt gezocht naar homologe structuren waarvan de oorsprong ligt in overeenkomstige genetische eigenschappen en in de evolutionaire afstamming. Hierbij ontstaan bij verschillende soorten onderling verschillende functies vanuit een bepaald mechanisme van een gemeenschappelijke voorouder. Zo kan divergente evolutie optreden, waarbij nieuwe soorten ontstaan. Homologe structuren bij organismen wijzen op biologische verwantschap.
Bij homologie hebben organen of orgaanstelsels eenzelfde bouwplan, gedeeld door verschillende soorten. Als de organen in hun bijzondere vorm verschillen, kan hun oorspronkelijke functie door veranderende omstandigheden in de loop van de evolutie zijn aangepast.
Een bekend voorbeeld van homologie bij zoogdieren is dat van de ledematen die alle hetzelfde bouwplan hebben, maar samenhangend met hun huidige functies duidelijk van elkaar verschillen.
Inhoud
Homologe structuren bij landplanten
Homologe organen bij landplanten staan in onderstaande tabellen op de horizontale rijen vermeld, eerst voor sporenplanten onder de Embryophyta, in de tweede tabel voor de zaadplanten. Beide tabellen moeten naast elkaar gelezen worden.
Vergelijking van levenscycli bij Embryophyta: Mossen en Varens | |||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Embryophyta landplanten: sporenplanten |
hauwmossen, mossen en levermossen |
Lycopodiales Lycopodium wolfsklauwen |
Lycopodiales Selaginella |
Equisetum paardenstaarten |
Marsileaceae pilvarenfamilie |
Polypodiopsida "echte" varens |
|||||
geslachts- verdeling: |
isospoor | isospoor | heterospoor | functioneel heterospoor |
heterospoor | isospoor | |||||
mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | |
diploïde fase met sporofyt |
monosporangiaat, beperkte groei |
sporenaar = strobilus | sporenaar = strobilus | strobilus | sorocarp = sporocarp | ||||||
1-∞ kapselsteel | ∞ sporofyllen | ∞ micro- sporofyl |
∞ macro- sporofyl |
sporofyl | |||||||
∞ sporangiofoor | ∞ sori = sporangiënhoopjes met indusia |
∞ sporenhoopje | |||||||||
(bij Lycophyta en Pteridophyta geen integumenten om macrosporangium) | |||||||||||
1 sporen- kapsel |
1 sporangium | 1 micro- sporangium |
1 macro- sporangium |
6 sporangia | ∞ micro- sporangia |
1 macro- sporangium |
∞ sporangia | ||||
spore- moedercel |
spore- moedercel |
microspore- moedercel |
macrospore- moedercel |
spore- moedercel |
microspore- moedercel |
macrospore- moedercel |
spore- moedercellen |
||||
haploïde fase met gametofyt |
∞ sporen, vrijkomend |
∞ sporen, vrijkomend |
∞ microsporen, vrijkomend |
4 macrosporen (1 tetrade,) vrijkomend |
∞ androspore (♂), ∞ gynospore (♀), vrijkomend |
microspore, vrijkomend |
macrosporen, vrijkomend |
sporen, vrijkomend |
|||
protonema, vrijlevende fotoautotrofe plant |
prothallium, vrijlevend, saprofytisch |
micro- prothallium, endospoor, fotoautotroof |
macro- prothallium, endospoor, fotoautotroof |
♂ prothallium, ♀ prothallium, fotoautotroof |
micro- prothallium, endospoor, fotoautotroof |
macro- prothallium, endospoor, fotoautotroof |
prothallium, vrijlevend, fotoautotroof |
||||
anthe- ridia |
arche- gonia |
anthe- ridia |
arche- gonia |
anthe- ridia |
arche- gonia |
archegonia of antheridia |
2 anthe- ridia |
1 arche- gonium |
anthe- ridia |
arche- gonia |
|
biflagellate anthero- zoïde |
eicel | biflagellate anthero- zoïde |
eicel | biflagellate anthero- zoïde |
eicel | eicel, antherozoïde met spiraalband van cilia |
poly- flagellate anthero- zoïde |
eicel | anthero- zoïden |
eicel |
Vergelijking van levenscycli bij Embryophyta: Naakt- en Bedektzadigen | ||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|
Embryophyta landplanten: zaadplanten |
Cycadophyta palmvarens |
Ginkgo |
Coniferae coniferen |
Angiospermae bedektzadigen |
||||
geslachts- verdeling: |
heterospoor | heterospoor | heterospoor | heterospoor | ||||
mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | mnl. (♂) | vrl. (♀) | |
diploïde fase met sporofyt |
♂ kegel = strobilus |
♀ kegel = strobilus |
♂ kegel = strobilus |
gevorkte steel |
♀ kegel = strobilus |
♂ kegel = strobilus |
bloem | bloem |
micro- sporofyllen schubvormig |
macro- sporofyllen aan top stam |
micro- sporofyllen schubvormig |
meeldraad schubvormig |
zaadschub | meeldraad |
vruchtblad carpel |
||
integumenten (zaadvliezen) |
integumenten | integumenten | integumenten | |||||
micro- sporangium, =pollenzakje |
nucellus (macro- sporangium) |
2 pollenzakjes op vertakte sporangiofoor |
embryozak = nucellus |
2 pollenzakje aan schub |
embryozak = nucellus |
2 pollenzakje op helmdraad |
embryozak = nucellus |
|
microspore- moedercel |
macrospore- moedercel |
(microspore- moedercel) |
(macrospore- moedercel) |
pollen- moedercel |
embryozak- moedercel |
pollen- moedercel |
embryozak- moedercel |
|
haploïde fase met gametofyt |
microspore vrijkomend |
2 macrosporen niet vrijkomend |
microspore vrijkomend |
macrospore niet vrijkomend |
trilete pre-pollen vrijkomend |
embryozakcel |
stuifmeel vrijkomend |
embryozakcel |
micro- prothallium- cel + buiscel |
2 macro- prothallia (endospoor) + pollenkamer |
2 prothallium- cellen en buiscel |
macro- prothallium (endospoor) + pollenkamer |
pollenbuis, vegetatieve celkernen (endospoor) |
macro- prothallium (endospoor) |
pollenbuis, vegetatieve celkernen (endospoor) |
synergiden en antipoden (endospoor) |
|
antheridium | 2-∞ archegonia | (antheridia?) | 2 archegonia | pollenbuiskern | archegonium | pollenbuiskern |
secundaire embryozakkern 2 polaire kernen |
|
antherozoïde, spiraalband van cilia |
eicel | 2 antherozoïden, spiraalband van cilia |
2 generatieve kernen |
eicel | 2 generatieve kernen |
eicel, + secundaire kern (2n) |
Homologe organen in het menselijk voortplantingssysteem
Lijst van homologe organen
Dit is een lijst van homologe organen in het menselijk lichaam, met name van de geslachtsorganen, die zich in een menselijk embryo onder invloed van o.a. het hormoon testosteron vanuit een dezelfde groep cellen (blastocyste) ontwikkelen tot verschillende mannelijke en vrouwelijke organen.
Oorsprong | Mannelijk | Vrouwelijk |
---|---|---|
Gonade | Teelbal | Eierstok |
Ductus paramesonephricus | Appendix testis | Eileider |
Prostaatkanaal | Uterus, bovenste deel vagina | |
Mesonephros | Paradidymis | Epoophoron, Paroöphoron |
Rete testis | Rete ovarii | |
Epididymis | Ductus longitudinalis epoophori | |
Vas deferens | ||
Glandulae vesiculosae | ||
Urogenitale holte Sinus urogenneticus |
Prostaat | Para-urethrale klieren |
Urineblaas, urinebuis | Urineblaas, urinebuis, onderste deel vagina | |
Cowperse klier | Klieren van Bartholin | |
Labioscrotale vouw | Scrotum | Labia majora |
Urogenitale vouw | Pars spongiosa urethrae | Labia minora |
Genitale tubercle | Penis | Clitoris |
corpus spongiosum penis (zwellichaam) | Zwellichaam van de clitoris | |
Glans penis | Glans clitoridis | |
Crus penis | Crus clitoridis | |
Preputium | Voorhuid | Clitorishoed |
Peritoneum | Processus vaginalis | Kanaal van Nuck |
Gubernaculum | Gubernaculum testis | Rond ligament van de uterus (ligamentum rotundum) |
Inwendige differentiatie
Zie de drie figuren A, B en C rechts.
A. primitieve urogenitale organen in het embryo vóór genitale verschillen. |
B. vrouwelijk. |
C. mannelijk. |
---|---|---|
3. Ureter | Ureter | Ureter |
4. Urineblaas | Urineblaas | Urineblaas |
5. Urachus | Urachus | Urachus |
i. Onderste deel van de ingewanden | i. Onderste deel van de ingewanden | i. Onderste deel van de ingewanden |
cl. Cloaca | ||
cp. Opbolling die zich ontwikkelt tot clitoris of penis (genitale tubercle) | cc. Corpus cavernosum clitoridis | cp. Corpora cavernosa penis |
ug. Sinus urogenitalis | C. Klier van Bartholin met direct daarboven de urethra | C. Klier van Bartholin van één kant |
f. De buikopening van de linker eileider | ||
g. ligamentum rotundum (ronde ligament), overeenkomend met het gubernaculum | g. het gubernaculum | |
h. Plaats van het hymen | ||
ls. Labioscrotale vouwen | l. Labium majus | s. Scrotum |
n. Labium minus | ||
m, m. Rechts en links de kanalen van Müller samen met de kanalen van Wolff in gc, het genitale koord | m. kanaal van Müller, het bovenste deel blijft bestaan als de hydatide van Morgagni; het onderste deel, aangegeven met een stippellijn naar de prostaat, is het soms aanwezige cornu en buis van de uterus masculinus. | |
ot. De genitale rand waar de eierstok of teelbal wordt gevormd. | o. De linker eierstok | t. Teelbal op de plaats waar deze oorspronkelijk wordt gevormd; t’, samen met de gestippelde lijn erboven geeft dit de richting aan waarin de teelbal en de bijbal afdalen in het scrotum. |
pr. De prostaat | ||
sc. Corpus cavernosum urethrae | sp. Corpus cavernosum urethrae | |
u. Uterus. De eileider aan de rechterkant is m. | ||
v. Vulva | ||
va. Vagina | ||
vh. Ductus aberrans | ||
vs. Vesicula seminalis | ||
W. Links Lichaam van Wolff | W. verspreide resten van het Lichaam van Wolff, bestaande uit het orgaan van Giraldès, of de paradidymis van Waldeyer. | |
w, w. Rechts en links kanalen van Wolff | W. Verspreide resten van de kanalan van Wolff bij het paroöphoron van Waldeyer; dG. Resten van het linker kanaal van Wolff, deze gaan naar het kanaal van Gärtner, aangegeven met stippellijnen; aan de rechterkant aangegeven met w. | |
po. Epoöphoron |
Uitwendige differentiatie
Tekening rechts; fasen in de ontwikkeling van uitwendige organen:
- A: Gelijk
- B, D, F: Vrouwelijk
- C, E: Mannelijk
Zie ook
Bronnen, noten en/of referenties |