Продолжая использовать сайт, вы даете свое согласие на работу с этими файлами.
Leren
Leren is het cognitieve proces van het zich eigen maken van nieuwe, of het aanpassen van bestaande, kennis, gedrag, vaardigheden, procedures, inzichten of waarden. Leren kan het synthetiseren (samenvoegen) van verschillende soorten informatie inhouden. De mogelijkheid om te leren bezitten zowel mensen, dieren als sommige machines. Computers kunnen dankzij algoritmes en computerprogramma's leren, en zo nieuwe functionaliteiten krijgen.
Er is een onderscheid tussen incidenteel en intentioneel (schools) leren. Incidenteel leren kan ontstaan tijdens het voorlezen of televisiekijken. Intentioneel leren is gericht op het in een bepaalde tijd bereiken van een van tevoren bepaald kennis- en vaardigheidsniveau, in het onderwijs leerdoel of eindterm genaamd.
Het Nederlandse werkwoord 'leren' betekent zowel het opdoen van kennis door de leerling, als de kennisoverdracht door de leraar. Het Duits, het Engels en het Frans hebben daar twee afzonderlijke woorden voor: respectievelijk lernen en lehren, learning en teaching, apprendre en enseigner. Dit lemma richt zich op de eerste betekenis, de verwerving van vaardigheden en kennis in alle mogelijke contexten, en behandelt de verschillende vormen van 'leren' zoals die zijn gedefinieerd in de psychologie.
Psychologie
In de psychologie (zie ook leerpsychologie) en biologie is leren een belangrijk object van studie. Nieuwe kennis wordt opgeslagen in de hersenen, aangeduid als geheugen. Leerprocessen veranderen de manier waarop mensen denken, voelen, waarnemen en zich gedragen. Deze processen zijn gebaseerd op fysieke veranderingen in de hersenen, meer specifiek de circuits gebruikt worden bij het waarnemen, bewegen, denken en plannen van menselijk gedrag. De mogelijkheid tot leren hangt direct samen met deze vervormbaarheid of neurale plasticiteit van de hersenen. Leerprocessen van de mens zijn deels de elementaire vormen van leren die ook bij lagere diersoorten voorkomen, en deels vormen van leren die uniek zijn voor de mens.
Er zijn globaal vier vormen van leren: perceptueel leren, motorisch leren, associatief leren en het leren van begrijpen van relaties of samenhang:
- Perceptueel leren heeft te maken met het herkennen en categoriseren van objecten in de omgeving (denk bijvoorbeeld aan tafels, dieren, planten, gebouwen, gezichten);
- Motorisch leren (soms ook genoemd: perceptueel-motorisch leren) slaat op het aanleren van vaardigheden zoals fietsen, tennissen, eten met vork en mes, autorijden e.d.;
- Associatief leren heeft te maken met het leren van associaties tussen gedrag en bepaalde prikkels in de omgeving. Het wordt ook wel aangeduid als stimulus-respons leren of conditionering. Veel aangeleerde vormen van affectief gedrag en daarbij optredende emoties (bijvoorbeeld: vrees, agressie of een prettig gevoel) zijn gebaseerd op deze elementaire vorm van leren;
- Relationeel leren, de meest complexe vorm van leren wil zeggen: het leren begrijpen van de relaties tussen indrukken of prikkels in onze omgeving, zoals de voorwerpen binnen een kamer en hun ruimtelijke relaties. Het heeft ook betrekking op de relatie tussen episodes, dat wil zeggen gebeurtenissen die in de tijd plaatsvinden, of de relatie tussen prikkels die afkomstig zijn van verschillende zintuigen (geluid, visuele waarneming, tast).
Leerprocessen verlopen deels bewust en deel onbewust. De eerste vorm wordt ook wel elaboratieleren genoemd, de tweede vorm activatieleren. Deze termen sluiten aan bij het onderscheid tussen twee soorten geheugensystemen, namelijk een expliciet geheugen en een impliciet geheugen. Elaboratieleren gaat gepaard met vorming van nieuwe verbindingen in de hersenen, terwijl activatieleren het versterken van bestaande verbindingen in de hersenen inhoudt. Het oefenen (herhaald uitvoeren) van bepaalde cognitieve taken zoals rekenen, taal, geheugentaken en motorische taken gaat gepaard met een snellere en meer efficiënte uitvoering van die taken, waarbij zij meer automatisch, dus met minder mentale inspanning verlopen.
Een hoofdstuk apart in de leerpsychologie is het taalleren, of juister de taalverwerving. Het leren van taal, zoals de moedertaal of een vreemde taal verloopt vooral in de kinderjaren schijnbaar moeiteloos en snel. Dit lijkt paradoxaal, omdat juist in deze periode de vorming van connecties in de hersenen nog in volle gang is, en nog lang niet voltooid. Daarom hebben sommige onderzoekers gesuggereerd dat taalleren berust op een aangeboren mechanisme, kritieke periode, of een soort taalinstinct.
Leerprocessen blijken ten slotte op hogere leeftijd minder snel en efficiënt te verlopen dan op jongere leeftijd (zie ook cognitieve veroudering).
- Onbewust leren, de meest elementaire vorm van leren, maar we kunnen het leerproces niet of nauwelijks onder woorden brengen. Leren door te doen, noemen we dat. Het gebeurt gaandeweg door imitatie van anderen.
- Bewust leren, bewust op een rijtje krijgen om welke feitenkennis het gaat, welke regels daarbij komen, hoe men deze interpreteert en welke aanpassingen in het gedrag daarbij nodig zijn. Bij bewust leren wordt een situatie gecreëerd waarbij het leren zelf de centrale activiteit is. Door bewust hiermee om te gaan worden de diverse opties zichtbaar. De situatie wordt transparant en biedt daarom mogelijkheden om te leren.
Maatschappij
De westerse wetenschap leert volgens twee principes:
- deductie (rationalisme); en
- inductie (empirisme).
Zie verder het lemma wetenschapsfilosofie.
Zie ook
Externe link
Bronnen, noten en/of referenties |