Продолжая использовать сайт, вы даете свое согласие на работу с этими файлами.
Hauwmossen
hauwmossen | |||||
---|---|---|---|---|---|
Phaeoceros laevis | |||||
Taxonomische indeling | |||||
| |||||
Stam | |||||
Anthocerotophyta Stotler & Crandall-Stotler (1977) | |||||
Levenscyclus van hauwmossen | |||||
Synoniemen | |||||
Afbeeldingen op Wikimedia Commons | |||||
hauwmossen op Wikispecies | |||||
|
Hauwmossen (Anthocerotophyta) zijn kleine thalleuze planten, die gerekend worden tot de Embryophyta. Vroeger vormden de hauwmossen (historische naam: Anthecerotae) samen met de levermossen (Marchantiophyta, historische naam: Hepaticae) en de (blad)mossen (Bryophyta, historische naam: Musci) samen de stam van de mossen (in wijdere zin).
Inhoud
Bouw
Thallus
Hauwmossen lijken in de gametofytfase op thalleuze levermossen, maar als zij zonder concurrentie kunnen groeien zijn de planten vaak bijna cirkelrond. De bouw van het thallus van hauwmossen is eenvoudig, veel eenvoudiger dan dat van de levermossen parapluutjesmos en halvemaantjesmos. Kenmerkend is een epidermis en luchtkamers.
Sommige soorten gaan een symbiotische relatie aan met Nostoc (een blauwwier), die de luchtkamers binnenkomt via scheuren in het oppervlak aan de onderzijde. De vrije gametofyt ziet er vettig uit. Een ander uniek kenmerk van deze stam is dat de plastiden een pyrenoïde bevatten en groot zijn in vergelijking met die van andere landplanten, die kleiner en lensvormig zijn.
Geslachtelijke voortplanting
De archegonia en antheridia bevinden zich op het bovenoppervlak van het thallus. De archegonia en antheridia zijn echter niet goed afgescheiden van het thallus: zo is het archegonium gereduceerd tot de halskanaalcellen, die ingebed liggen in ongedifferentieerde thallusweefsel. Voor de antheridia is de situatie vergelijkbaar.
Sporofyt
De sporofyt is vrij complex, in tegenstelling tot de eenvoudige bouw van de gametangia. De sporofyt ontstaat door de groei van een intercalair meristeem (dat wil zeggen niet aan de groeitop liggend meristeem) vlak boven de voet van de sporofyt. Het sporekapsel heeft de vorm van een hoorn en heeft relatief weinig sporenvormend weefsel. Het kapsel heeft fotosynthetische weefsels en huidmondjes. Het kapsel is enigszins onbepaald, waarbij de sporen zich in verschillende ontwikkelingsstadia bevinden, en opent zich voortdurend langs de overlangse spleten. De sporen worden verspreid met behulp van pseudo-elateren.
Fylogenetische stamboom van de Embryophyta
naar Holt & Iudica |
|
|
Vergelijking met mossen en levermossen
Generatie & Kernfase ↓ |
Kenmerken |
Marchantiophyta Levermossen |
Bryophyta Mossen |
Anthocerotophyta Hauwmossen |
---|---|---|---|---|
Gametofyt, Haploïde fase |
protonema | thalleus | draadvormig | bolvormig |
mosknoppen | slecht 1 mosknop op protonema | veel mosknoppen op protonema | slecht 1 mosknop op protonema | |
mosplant is thallus of bebladerde spruit |
of bebladerde spruit meestal dorsivetraal, of eenvoudig thallus, of thallus met luchtkamers |
bebladerde spruit, zelden duidelijk dorsivetrale bouw, (stengel en takken met blaadjes) |
eenvoudig thallus | |
blad rangschikking | 3 rijen of niet van toepassing | verspreid, spiralen | (n.v.toep.) | |
bladvorm | 2- tot meerlobbig of n.v.toep. | zelden gelobd | ||
bladnerven | geen / n.v.toep. | 0, 1 of 2; meer cellen dik | ||
olielichaampjes | aanwezig | geen | geen | |
chloroplasten per cel | veel kleine chloroplasten | veel kleine chloroplasten | 1 enkele grote chloroplast met een pyrenoïde |
|
watertransporterende cellen |
alleen bij enkele eenvoudige thalleuze vormen |
in stengel gametofyt (en in sporofyt) | geen | |
rizoïden | hyalien, eencellig | bruin, meercellig | hyalien, eencellig | |
gametangia plaatsing |
in clusters aan de top van bebladerde tak of op oppervlak van thallus |
in clusters aan de top van bebladerde tak |
verzonken in het thallus, verspreid | |
huidmondjes | soms ademopeningen | geen huidmondjes | aanwezig | |
Sporofyt, Diploïde fase |
kapselsteel (seta) ontwikkeling |
strekt zich pas vlak voor het loslaten van de rijpe sporen |
strekt zich al voor de sporenrijping, soms een pseudopodium |
afwezig |
kapselsteel kleur | hyalien, niet fotosynthetisch | fotosynthetisch en groen | (n.v.toep.) | |
kapsel bouw | ongedifferentieerd; bolvormig of verlengd | met peristoom, operculum, theca en nek | ongedifferentieerd; langwerpig | |
kapsel groei | beperkte groei, vaste grootte | beperkte groei, vaste grootte | continue groei door basaal meristeem | |
columella | geen | aanwezig | aanwezig | |
steriele cellen tussen de sporen |
eencellige elateren met spiraalverdikkingen |
nooit | meercellige pseudo-elateren, vertakt | |
kapsel rijping | opent met tanden of 4 kleppen | opent bij operculum en peristoom, opent zelden met spleten |
opent met 2 kleppen | |
huidmondjes | geen | op sporenkapsel | aanwezig |
Families en geslachten
De familie Anthocerotaceae omvat de geslachten:
De familie Dendrocerotaceae omvat de geslachten:
De familie Leiosporocerotaceae omvat het geslacht:
Familie Notothyladaceae omvat de geslachten:
Bronnen, noten en/of referenties |
Gametofytfase: | androecium · antheridium · archegonium · archegoniumbuik · bijcellen · blad · bladnerf · bladoortje · broedlichaam · calyptra · dorsale vleugel · duces · eicel · gametangium · gametofoor · gameet · haploïdie · huikje · lamel · merg · mosknop · protonema · rizoïde · socii · spermatozoïde · stereïde · topvleugel · voorkiem |
Sporofytfase: | basaal membraan · cilia · columella · dekseltje · elatere · endostoom · epifragma · exospore · exostoom · grondvlies · gynoecium · halskanaal · diploïdie · hoofdcellen · kapselmond · kapselsteel · operculum · parafyse · peristoom · peristoomtand · processus · segmenten · seta · sporangium · sporekapsel · spore · sporofyt · sporogoon · theca · trommelvlies · venter · voorperistoom · wimpers · zuiltje · zygote |
Morfologie & anatomie: | acrocarp · centrale cilinder · cladocarp mos · cuticula · epidermis · folieus levermos · huidmondje · levensvorm · pleurocarp · slaapmos · sluitcel · thalleus levermos · topkapselmos |